Wetenschappelijke verslaglegging volgt doorgaans een vaste structuur waarin dezelfde onderdelen in een vaste volgorde worden beschreven. Doordat de meeste wetenschappers deze structuur gebruiken kan men elkaars experimenten en denkstappen sneller begrijpen, en is het daardoor tevens mogelijk om eigen conclusies te trekken uit de resultaten van een ander. Het is dan ook niet de bedoeling om in een wetenschappelijk verslag een uitgebreid betoog te schrijven over de conclusies die getrokken zijn uit de resultaten. Het gaat erom een objectieve weergave te geven van het experiment, de resultaten en de interpretaties die er mogelijk zijn. Daarbij wordt er kritisch gekeken naar het experiment en ook de verbeterpunten of onregelmatigheden worden weergegeven. De wetenschappelijke literatuur blijft op deze manier helder, overzichtelijk en becommentarieerbaar. Hieronder staat de vaste structuur weergegeven.
Onderdeel | Inhoud |
---|---|
Titel (in één zin) | Wat is er gedaan? / Wat is de conclusie? |
Abstract | Geeft een beknopte samenvatting van het verslag met alle belangrijkste resultaten en conclusies. Wat is de toegevoegde waarde van de resultaten? |
Inleiding | Wat is het onderwerp? (brede context) Waarom is dit een belangrijk onderwerp? (maatschappelijke relevantie) Wat is er al bekend over het onderwerp? (eerdere bevindingen) Wat voor inzicht in een bepaald verschijnsel zullen de resultaten opleveren? (wetenschappelijke relevantie) Wat is de vraagstelling? (onderzoeksvraag) Wat is het antwoord op de vraagstelling? (onderzoekshypothese) Waarom is dit de onderzoekshypothese (met onderbouwing uit de literatuur)? Wat is de proefopzet? Wat is de voorspelling? |
Materiaal en Methode | Welke materialen en methoden zijn gebruikt om de voorspellingen te toetsen (repliceerbaar)? |
Resultaten | Wat zijn de resultaten (objectieve beschrijving)? |
Discussie | Welke conclusie kan uit deze resultaten getrokken worden? Wat is de evaluatie van het onderzoek? Hoe kunnen deze resultaten geïnterpreteerd worden? (terugkoppeling naar inleiding) Wat zijn suggesties voor vervolgonderzoek? |
Literatuur | Welke bronnen zijn gebruikt? |
Naast de hierboven weergegeven opbouw volgt een wetenschappelijke tekst altijd de vorm van een zandloper. Het zandlopermodel representeert het niveau waarop de informatie wordt besproken: van algemeen naar specifiek naar algemeen. De informatie wordt daarmee door het gehele verslag gestructureerd van breed naar smal en vervolgens weer naar breed. Tegelijkertijd wordt in het verslag ook de empirische cyclus doorlopen. De zandloperstructuur is eigenlijk een beeld voor de manier waarop de inhoud van een tekst gestructureerd is en slaat dus niet op het aantal woorden dat aan de verschillende onderdelen wordt besteed.
De inleiding wordt geschreven in de vorm van de bovenkant van de zandloper (ook voor te stellen als een trechter). De inleiding begint met de omschrijving van het probleemgebied, waarin de waarneming (de start van de empirische cyclus) is opgenomen. De waarneming kan er expliciet in staan, maar staat vaak impliciet opgenomen in de theorie. Het probleemgebied begint breed met het beschrijven van de brede context (eventueel) gevolgd door de maatschappelijke relevantie. Of het formuleren van een maatschappelijke relevantie van toepassing is hangt af van het vakgebied en het onderwerp waarnaar onderzoek is verricht. Daarna worden de specifieke waarnemingen (eerdere bevindingen) en de wetenschappelijke relevantie binnen het probleemgebied besproken die leiden tot de onderzoeksvraag. Het kan zijn dat het geven van de wetenschappelijke relevantie en de onderzoeksvraag gedeeltelijk overlappen. Vervolgens komt de onderbouwing van de onderzoekshypothese door middel van literatuur en de onderzoekshypothese zelf. Er wordt geëindigd met de onderzoeksopzet en de voorspellingen. Deze gaan alleen over het uitgevoerde experiment en zijn dus heel specifiek en toegespitst. In de inleiding wordt dus de een groot deel van de empirische cyclus besproken: van de waarneming tot en met de deductiefase
Het middendeel is heel specifiek en smal; het gaat over het experiment en het is een beschrijving van de gebruikte materialen en methoden en de resultaten. In een wetenschappelijk artikel is dit gedeelte zo geschreven dat een vakgenoot precies het experiment kan herhalen (repliceren) en verifiëren. In het middendeel worden er geen interpretaties gedaan, er wordt heel objectief beschreven wat het experiment en de resultaten zijn of wat de resultaten zijn uit andere literatuur. Het middendeel is de toetsingsfase uit de empirische cyclus.
De discussie begint met een bespreking van de resultaten op het niveau van de hypothese. Vervolgens wordt er geëvalueerd: er wordt kritisch gekeken naar het experiment en wordt er nagedacht over verklaringen voor de gevonden uitkomsten. Er kan op twee niveaus worden geëvalueerd: inhoudelijk en methodologisch. Als er meerdere aannemelijke verklaringen zijn voor de gevonden resultaten zal er in de conclusie rekening gehouden moeten worden met deze onzekerheid. Ook wordt er in de discussie gekeken of deze resultaten overeenkomen met eerdere bevindingen (uit de inleiding) of andere onderzoeken en naar de betekenis hiervan. De volgende stap is nog een stukje breder, er wordt teruggekoppeld naar de brede context van het probleemgebied uit de inleiding. Wat betekenen deze conclusies nu voor het probleemgebied dat in de inleiding is besproken? Welke vragen volgen uit deze conclusies? Welk vervolgonderzoek zou logisch zijn? Daarna wordt afgesloten met een bondige formulering van de hoofdconclusie als ‘take home message’.
De vorm van de discussie is dus de onderkant van een zandloper oftewel een omgekeerde trechter. In de discussie wordt de empirische cyclus voltooid met de evaluatiefase. Als vanzelfsprekend komt hier weer een nieuwe waarneming uit voort op basis waarvan weer nieuw onderzoek gedaan kan worden. De hele empirische cyclus is nu doorlopen.
Wanneer je onderzoeksartikelen leest zul je artikelen tegenkomen waarin de discussie niet geheel onderstaande structuur bevat. Dit geldt voornamelijk voor de inhoudelijke evaluatie, deze wordt soms geïntegreerd met de terugkoppeling naar eerdere bevindingen. Een aantal redenen om af te wijken van de zandloperstructuur zijn: de uitgebreidheid van de beschreven experimenten, het tijdschrift waarin het artikel wordt gepubliceerd en het vakgebied. Probeer vast te houden aan het hierboven beschreven structuurmodel. Als het de samenhang van de tekst ten goede komt kan er wat betreft de evaluatie licht van het model worden afgeweken.