Als (nieuwe) student aan een universiteit ben je een academicus in de dop. Ook hoor je nu bij de academische gemeenschap, een wereldwijde ‘fabriek’ met een bijzonder eindproduct: kennis.
Veel studenten denken dat ze op de universiteit vooral kennis gaan opdoen. Dat is op zich correct: in de bachelor- en masterfase worden studenten opgeleid tot vakwetenschappers met een grote kennis van zaken, die op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied. Dat is echter niet het enige. Zeker zo noodzakelijk is het ontwikkelen van een academische houding. Dit is een fundamenteel onderdeel van het onderwijs aan een universiteit en gedurende de hele opleiding wordt hier aandacht aan besteed. Als je in de krant de vacaturepagina’s bekijkt, zie je zelfs regelmatig dat hier specifiek om gevraagd wordt.
Een academische houding maakt het mogelijk om kennis kritisch te beschouwen, te analyseren en te evalueren. Kritische vragen stellen en hierop antwoorden formuleren vormt de basis van iedere wetenschappelijke onderneming. Door kritisch te kijken naar kennis, de productie van die kennis en onze eigen bijdrage eraan wordt het eindproduct van onze gezamenlijke inspanningen als wetenschappers immers van betere kwaliteit.
De academische houding is een verzameling gedragskenmerken van een goede academicus of wetenschapper. Een goede wetenschapper is in de eerste plaats nieuwsgierig en opmerkzaam: deze wil graag weten hoe de dingen in elkaar zitten, is onderzoekend van aard en niet tevreden met oppervlakkige verklaringen. Een goede wetenschapper is daarom ook kritisch. Dit betekent niet dat het iemand is die steeds kritiek heeft op anderen, maar dat deze voortdurend reflecteert op het wetenschappelijk product en de eigen bijdrage hieraan. Hiervoor heeft een goede wetenschapper zelfreflectie nodig en moet feedback kunnen geven en ontvangen. Een goede wetenschapper kan samenwerken met anderen en is zorgvuldig, gedisciplineerd en georganiseerd. Ten slotte kun je de wetenschapper herkennen aan iets opvallends: de wetenschapper stelt voortdurend vragen!
De drie hoofddoelen van academisch onderwijs zijn het opdoen van vakinhoudelijke kennis, het leren delen van kennis op een wetenschappelijke manier -wetenschap is een ‘joint venture’, niet iets wat je alleen doet - en het ontwikkelen van zelfkennis. De vakinhoudelijke kennis krijg je in de opleiding aangeboden. Als wetenschapper denk je voortdurend na over de kwaliteit van je instrumentarium, of dat nu je laboratorium betreft of een nog uit te werken onderzoeksvoorstel op papier. Wat voor experiment je ook uitvoert of aan welke taak je ook werkt, één instrument zet je daarbij altijd in: jezelf. Het is belangrijk dat je ook jezelf als instrument kunt evalueren, daarom is zelfreflectie essentiëel voor een goede academicus.
In het bovenstaande figuur is te zien dat de academische houding als een rode draad door de onderdelen van de opleiding loopt. Al vanaf dag één op de universiteit wordt er van je verwacht dat je een academische houding aanneemt. Hierbij wordt je geholpen door de tutoren en docenten van je opleiding zodat je de gelegenheid krijgt om te groeien in het wetenschappelijk denken en jezelf zo te ontwikkelen dat een academische houding je tweede natuur wordt.
Een verschil met het voorgezet onderwijs is dat de aangeboden lesstof op de universiteit niet per definitie zodanig is uitontwikkeld dat het direct opgeslagen kan worden als kennis. Je wordt genoodzaakt om actief aan de slag te gaan met het aangeboden materiaal, waarbij je als kritische lezer zelf de informatie op waarde probeert te schatten en de kern uit de stof haalt. De lesstof zal soms zelfs onvolledig zijn omdat op de universiteit gewerkt wordt op het grensgebied van wat we al weten en wat nog niet. Door actief om te gaan met de lesstof zorg je er voor dat je kritisch leert denken over de aangeboden stof. Daarnaast zorgt actief studeren er ook voor dat je meer onthoudt.
Vanwege de grote hoeveelheden kennis die je gaat vergaren, is het ook belangrijk om effectief om te gaan met de tijd en met het universitaire onderwijs: hoorcolleges, werkcolleges en practica. Hieronder staan per onderdeel een aantal tips.
Hoorcolleges zijn belangrijk omdat hierin meestal de belangrijkste zaken uit de lesstof worden behandeld. Ook uit hoorcolleges haal je het meest door actief met deze contacturen om te gaan.
Een concept map is een structurele weergave van een kennisdomein (ook wel onderwerp genoemd). Een concept map bestaat uit twee atomaire elementen: concepten en relaties. Verschillende concepten zijn onderling verbonden door relaties. Beide hebben een naam die, liefst in één woord, aangeeft wat het concept of de relatie representeert. Een relatie heeft bovendien een richting, bijvoorbeeld: “Een kat is een zoogdier.”
Zoals je in dit voorbeeld ziet, wijzen de relaties in een concept map doorgaans omlaag. Het centrale concept van het ‘kennisdomein’ wat behandeld wordt, staat bovenaan in de concept map van waaruit verschillende relaties naar andere concepten leiden.
Een manier om concept maps te maken is het programma Cmap Tools van IHMC. De interface van het programma is redelijk zelfverklarend. De belangrijkste handelingen zijn het dubbelklikken op het werkveld om een nieuw concept aan te maken en het slepen vanaf het ‘connection’-blokje (boven een concept) naar een lege plek of een ander concept om een relatie te creëren. Hieronder wordt in 5 stappen besproken hoe je een concept map kunt maken met Cmap Tools.
Werkcolleges zijn naast hoorcolleges veel gebruikte werkvormen en belangrijk om de de stof eigen te maken. Meestal worden opgaven bestudeerd en gemaakt en vrijwel altijd is er gelegeneheid om te vragen naar zaken die tijdens het hoorcollege niet aan bod kwamen of onduidelijk bleven. Bovendien worden werkcolleges gegeven in kleinere groepen, dus profiteer van deze mogelijkheid om begeleid te worden. Maak van te voren eventuele huiswerkopgaven of bereid je voor op een pre-test, mochten die aan het begin van een werkcollege worden afgenomen. Daarnaast haal je het meeste uit een werkcollege als je de opgaven die je gaat behandelen al thuis hebt doorgenomen, omdat je dan gericht vragen kunt stellen over de opgaven waar je problemen verwacht.
Ook bij practica kan een actieve houding helpen bij het effectiever werken. Een aantal tips:
De semesters zijn ingedeeld in de 8-8-4 structuur, waarbij er steeds twee vakken worden gegeven gedurende 8 of 4 weken. Door deze structuur ligt het tempo hoog. Omdat het tempo hoog ligt, is het nodig om je tijd goed in te delen en bijvoorbeeld gebruik te maken van een studieplanning. In 8 weken krijg je een studielast van 12 EC’s, dat is dus 1.5 EC’s per week. 1 EC staat voor 28 studie-uren. Dat houdt in dat je per week 42 uren studietijd nodig hebt om succesvol door het programma te gaan. Naast de contacturen (hoorcolleges, werkcolleges en tutoraat) wordt er over het algemeen van je verwacht dat je minimaal 20 uren studietijd inplant in je agenda.
Om effectief te studeren is het belangrijk om informatie goed op te nemen. Vooral wanneer je veel tekst moet lezen, is het belangrijk dat je effectief leest. Er zijn een aantal manieren om een tekst zo goed mogelijk op te nemen:
Eerst probeer je een beeld te krijgen van waar de tekst over gaat en hoe moeilijk de tekst is. Dit helpt je actief betrokken te raken bij de tekst, waardoor je deze later beter zult kunnen onthouden. Om een tekst oriënterend te bekijken kun je het volgende doen:
Nu probeer je een beeld te krijgen van wat de hoofdzaken en bijzaken zijn die in de tekst worden behandeld, wat de belangrijke stukken zijn en welke stukken minder van belang zijn. Dit helpt je om de tekst later gericht en effectief te leren begrijpen. Een aantal tips:
Nu ga je de tekst echt aandachtig lezen om deze te begrijpen. Hierbij is het vaak handig om:
Belangrijke stukken tekst kun je het beste analytisch lezen. Hierbij probeer je na te gaan wat er precies in de tekst staat, of dat inderdaad waar is en wat je eigen mening erover is. Probeer de tekst in verband te brengen met dingen die je al weet. Als er iets niet duidelijk is, maak hiervan dan aantekeningen zodat je er later vragen over kunt stellen.
Neem de tekst nog eens een keer voor jezelf door. Ga voor jezelf globaal door of je alles begrepen hebt en of je geen belangrijke dingen hebt overgeslagen. Door de stof op deze manier nog een keertje te herhalen consolideert de opgenomen stof zich beter in je geheugen en kun je je deze later makkelijker herinneren.